donderdag 24 april 2008

Waar boeken kampioen in zijn


Een tijd geleden zag ik de film 'Lady Chatterley'. Uiteraard is die gebaseerd op het beroemde boek; althans, op de derde versie daarvan. Ik vond het een prachtige film, en was blij dat hij van Franse makelij is, want erotiek en Engelsen: het blijft een lastige combinatie. Of de film beter is dan het boek zou ik niet weten. Daarvoor zou ik dat boek eerst moeten lezen. En of het daar van komt? Ik heb alweer een stapel debuten liggen. En van Paul Austers oeuvre resteren ook nog twee titels.

Wel zette de film me aan het denken over de vraag waar boeken beter in zijn dan films, en andersom. Een eerste categorie dient zich meteen aan: films zijn beter in seks dan boeken. Hoe je in een boek de edele schaamdelen benoemt is bijvoorbeeld al zo sfeerbepalend dat daar je daar nauwelijks overheen kunt virtuozen, als schrijver. Kies je het directe, het bedekte, het urologisch-gynaecologische? Voor je het weet is het porno, een Bouquetreeksroman of een voorbereiding op het artsexamen. En de verstrengelingen en gebaren, ook zoiets. Probeer dat maar eens in woorden. Benen raken verstrikt, polsen gedraaid, ruggen ontwricht, en algauw is de stemming weg. Licht uit, en slapen.

Maar boeken komen sterk terug als het gaat om duursport. Afzien tijdens poolreizen bijvoorbeeld. Er is best een aardige verfilming van de avonturen van Shackleton (met Kenneth Branagh), maar lees Roland Huntford over diezelfde reis, en je weet dat de film het hopeloos aflegt.

Dagenlang hetzelfde doormaken, op een ijsvlakte of in een boot, dat wordt al snel vrij saai om naar te kijken. Jaja, daar lopen ze weer, met die slee. Zo te zien is hij nog steeds zwaar. En o jee, nu gaat het ook weer sneeuwen. Gaap. Word je echter toegelaten in de hoofden van onze helden, door woorden, dan kan elke vorm van lijden worden meebeleefd, en wordt de verergering, dag na dag, een spannend verhaal.

Geen wonder dat ze in de verfilming van 'Touching the void', van bergbeklimmer Joe Simpson, de mannen zelf aan het woord lieten. De beelden vormden overigens wel een welkome aanvulling, want hoe het nou precies zat met al die kloven en hellingen, dat was mij al lezend toch niet zo duidelijk geworden.

Films zijn wel weer stukken beter in aan het huilen maken. Sinds het aapje Jolie Coeur in 'Alleen op de wereld' doodging, is het echte huilen om een boek bij mij wel zo'n beetje over. Sommige scenes grijpen me bij de keel, maar gebiggel van tranen? Dat gebeurt zelden. Bij film is dat anders. Zien lijden: het roept een haast fysiologische reactie op. Die natuurlijke empathie mis je in een boek. En vlak ook de invloed van muziek niet uit.

Misschien moeten boeken vergezeld worden van een soundtrack, om de emotie tijdens het lezen wat aan te zetten? Bij poezie doen ze dat al lang. Daar heet dat dan een lied. Nu proza nog! Ik ben voor het alternatieve audioboek. En de seksscenes worden op dvd bijgeleverd. Nee, niet alvast kijken. Hem er pas in doen als je op de bladzijde bent waar woorden het afleggen tegen beelden.

dinsdag 8 april 2008

Hier waak ik!


Tijdens lezingen is het mij vaak gevraagd. Werkt u 's nachts? Alsof schrijven alleen tot iets kan leiden als je het doet terwijl anderen slapen. Ik antwoord dan dat ik werk in wat zo mooi 'de kantooruren' wordt genoemd. In werkelijkheid schrijf ik ook graag 's avonds of in het weekend. In mijn werkkamer is het vaak koopzondag. Op feestdagen conformeer ik mij aan de meubelboulevard en de occasionshow.

Maar 's nachts? De laatste keer dat ik een nacht opbleef om te schrijven was toen mijn doctoraalscriptie af moest, en ik de volgende ochtend naar Spanje zou vertrekken. Toch hebben lezers die zich heroische nachtelijke sessies voorstellen niet helemaal ongelijk. Schrijven gaat na twaalven gewoon door, zij het niet per se tijdens promillagebacchanalen en nicotinegelagen.

Ook sereen tussen de witte lakens, tijdens het slapen, kun je lekker doorpakken, qua roman. In die stille uren krijgt het onderbewuste ruimte. Als grondwater welt het op. En 's ochtends is de bron waaruit je kunt putten weer gevuld.

De laatste weken is er echter iets aan de hand. Ik begin het ideaal van de getormenteerde schrijver, die de wreedheid van het leven onder ogen ziet terwijl verder iedereen bewusteloos in zijn warme hol ligt, dicht te naderen. Ik slaap namelijk ontzettend slecht. Dat ik weet hoe het komt is helaas niet genoeg om het meteen te verhelpen. En dus loop ik overdag rond met de verschijnselen die horen bij langdurig slaaptekort.

Voor het merendeel zijn die vervelend. Het membraan dat het onderbewuste en het bewuste scheidt, lijkt poreuzer te worden. Primitieve gevoelens komen er gemakkelijker doorheen. Zo ben ik sneller boos en bang, al weet ik ook dat ik de impulsen die daarmee samengaan niet te serieus moet nemen, en er al helemaal niet naar moet handelen.

Maar ook ideeen voor het schrijven rijzen op. Ze bezoeken mij als dromen. En omdat ik wakker ben, zijn het geen dromen die zich niet laten navertellen, met vreemde sprongen in de tijd, hiaten in de actie, en personages die je zelf wel bent, maar toch ook niet, althans in het eerste deel, want daarna was er opeens die zieke hond.

Ik droom bruikbare passages. Het is, al zeg ik het zelf, verdomde romantisch.

zondag 6 april 2008

De twee geboden


In 'The Second Plane', zijn collectie stukken over 11 september, noemt Martin Amis literatuur als een substituut voor religie in de moderne tijd. In de literatuur is immers verzameld wat Matthew Arnold typeerde als 'the best which has been thought and said'.

Ik vind het een goed idee, bij ontstentenis van een opperwezen dat zich voor eens en altijd bekend maakt. De deadline voor een ondubbelzinnige openbaring is inmiddels wel verstreken. Inzendingen na 11 september 2001 worden niet meer beoordeeld, ze dingen niet mee naar de hoofdprijs, en over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd.

Dus zijn we onder elkaar, met alleen een stapel boeken. Wat nu? Literatuur als religie betekent een overzichtelijke moraal, met maar twee geboden. Het opvolgen van die geboden veronderstelt echter een enorme vrijheid. De vrijheid van meningsuiting.

Het eerste gebod is: lees zoveel als je kunt van het beste wat gedacht is, en ook nog mooi gezegd. In goede boeken ontmoeten wij het wijste deel van anderen, en, als wij er ontvankelijk voor zijn, onszelf. Gemankeerde mensen zijn even boven zichzelf uitgestegen, en hebben vastgelegd wat zij toen zagen. Dat ze daarna weer neerstortten doet er niet toe. Het uitzicht blijft.

Het tweede gebod is: schrijf mee aan het beste wat gedacht en gezegd kan worden. Niet dat je zelf zeker kunt weten wat je werk waard is. Een educated guess is mogelijk, op zijn hoogst, als je je lange tijd aan het eerste gebod hebt gehouden. Maar ook dan is er tijdens het schrijven slechts een zin die zich moeiteloos vormt. Het is de vraag die je als schrijver nooit opschrijft, maar die steeds klinkt, een omvangrijk schaduwoeuvre in het leven roepend, met op elke regel van elke bladzijde die ene vraag. Is dit goed genoeg?