vrijdag 16 november 2007
Stilleven met tegelvloer en gelach
'Amigo!' Zo begroette onze buurt-Pakistaan vanavond Pieter. De hele week halen we bij hem namelijk al de melk, een nieuw pak muesli en nog zo wat spul om ons Barcelonese huishouden draaiende te houden. Ik ben best redelijk in vriendelijk knikken, maar een praatje aanknopen, zomaar, dat is niet mijn sterkste kant. Trouwen met iemand uit de koninklijke familie: ik moet het daarom toch maar niet doen. Pieter wel. Hij heeft zelfs zijn naam al mee. En hij studeerde een jaartje rechten, dus 'meester' ervoor: dat moet geen probleem zijn.
Ik bewonder dat vermogen om in de openbare ruimte contact te leggen. Juist omdat ik zelf niet zo ben, is het mooi om dat talent in werking te zien, en de interesse in mensen te voelen die daarbij hoort. 'Wat ben je toch een schat,' zei ik, toen we voor onze voordeur stonden. 'Ja he,' zei hij, zonder aarzelen, en zonder ironie. Toen moest ik vreselijk hard lachen, en hij ook. Het galmde door alle kamers van ons appartement, met hun glanzende tegelvloeren.
Vanmiddag, in een van de vele lege hallen van het museum, onder een gigantische, beschilderde koepel, stuitten we op geweldige leren banken, geplaatst aan weerszijden van een royale lap marmeren vloer. Je kon niet anders dan er half in liggen. Een man naast ons hing rustig te slapen, een vrouw aan de verre overkant had haar jas als een deken over zich heen gelegd, een stel zat onderuit en verstrengeld alsof dit paleis hun huis was, en er ergens op de witte marmervlakte voor hen een televisie stond. Ook ik voelde me op mijn gemak alsof ik hier woonde. Dat kwam niet alleen door die banken, hoe heerlijk ook. Het kwam doordat ze in een museum stonden.
Zoals wel vaker het geval is, hing dat vol met kunst. Toch waren er maar weinig mensen. Dat was omdat de kunst Catalaans was, en de Groten al hun eigen musea elders hebben. Prima: hoe obscuurder hoe beter, begin ik steeds vaker te denken. Bovendien: er zaten mooie dingen bij, kleine verrassingen ook, zoals een paar prachtige vrouwenportretten van Rusinol. Maar ik genoot vooral van het museum als wereld waarin niet wordt geleefd, zoals in de straten van de stad. Alles is er verstild aanwezig, gefilterd, teruggebracht tot zijn essentie. De kunstenaars deden een stap terug, en gaven weer wat zij zagen, in schilderijen en in foto's. Om iets te maken moet je niet meedoen. En kijk, daar ben ik nou best goed in.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten